Vorig jaar kocht ik in Weimar twee dichtbundels van Reiner Kunze: auf eigene hoffnung en eines jeden einziges leben. Ik kende de dichter alleen van naam, maar omdat de boekjes €6,90 per stuk kostten, dacht ik: ‘God zegene de greep.’
Nog steeds weet ik niet wat ik van Kunze’s werk vind. Nou ja, je hóéft niets van het werk van een dichter te vinden, dat is ook maar zo een idee dat mensen soms hebben, maar het is wel prettig als je op den duur zo ongeveer weet wat het werk wil, of kan doen.
Kunze schrijft in een noterende, droge stijl, die ik ken uit de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig, een stijl die in Nederland werd gehanteerd door een dichter als Wiel Kusters, althans, in zijn eerste drie bundels. In meestal korte zinnen laat hij, zonder zich overdreven lyrisch te betonen, een aantal gebeurtenissen de revue passeren, gebeurtenissen die hij zelf het werk laat doen, ongeveer zoals het in het voetbal de bedoeling is dat de bal zelf het werk doet.
Dit moet ‘veelzeggende’ passages en gedichten opleveren. Wellicht doet het dat, maar ik denk dat ik het zintuig voor dergelijke poëzie mis. Hoewel, de eerste bundels van Kusters vond ik vaak wel interessant; dus misschien is het de afstand tussen mij en het Duits die een volledig begrip van zijn werk blokkeert, en daarmee ook het esthetische genoegen dat ik er eventueel aan zou kunnen beleven.
Hieronder een voorbeeld. Het is als je het goed bekijkt een perfect gedicht. Geheimzinnig. Het raakt aan een aantal existentiële zaken. De dood speelt op de achtergrond een paar baslijnen. Het is doordrongen van onoverkomelijkheid. Er is, zelfs al zou je het willen, niks op aan te merken.
Toch vind ik er niet veel aan; nee, dat is het niet helemaal, het raakt me niet. Het gedicht staat als een huis in een landschap, maar de dichter is vergeten om er een deur in aan te brengen. Ik voel me er bijna schuldig om.
Leben mit einem misslungenen werk
Zeigen hattest du wollen
den strick, mit dem man die seelen hängt,
Gezeigt hast du
ein würgemal
Zu groß war
das deine
Und viele gehen den henkern zur hand,
und tiefer scheidet der strick ein